Kosten die u maakt voor uw bedrijf, kunt u meestal meteen aftrekken van uw winst. U betaalt dan minder belasting. Maar als u een bedrijfsmiddel koopt, mag u de kosten niet in 1 keer van uw winst aftrekken. Want een bedrijfsmiddel gaat een aantal jaren mee.
Wat zijn bedrijfsmiddelen?
Bedrijfsmiddelen zijn investeringen die u gebruikt in uw bedrijf en die niet bedoeld zijn voor de verkoop. U heeft bedrijfsmiddelen nodig om uw producten te maken of uw diensten te leveren. Voorbeelden van bedrijfsmiddelen zijn:
- gebouwen, machines, auto’s en inventaris, zoals computers, bureaus en gereedschap
- goodwill en vergunningen
Wat is afschrijven?
Bij het berekenen van uw winst houdt u rekening met de aanschafkosten van bedrijfsmiddelen: u trekt die kosten af van uw opbrengsten.
Koopt u een bedrijfsmiddel? Dan mag u niet alle kosten in 1 keer in het jaar van aanschaf aftrekken. In plaats daarvan moet u op uw investering afschrijven. Afschrijven betekent dat u de kosten verdeelt over de jaren waarin u het bedrijfsmiddel gebruikt. Elk jaar kunt u dus een deel van de kosten aftrekken in uw aangifte inkomstenbelasting of aangifte vennootschapsbelasting.
Koopt u een bedrijfsmiddel voor minder dan € 450? Dan mag u het bedrag in uw belastingaangifte wél in 1 keer van uw opbrengsten aftrekken.
Verschillende percentages voor afschrijvingen
- Voor de meeste investeringen geldt een maximale afschrijving van 20 procent per jaar. U schrijft de kosten dus in minimaal 5 jaar af.
- Voor goodwill geldt een percentage van maximaal 10 procent per jaar.
- Voor het afschrijven van bedrijfspanden gelden andere regels.
Rekenmethoden voor afschrijvingen
Er zijn verschillende manieren voor het afschrijven van investeringen. Vraag uw boekhouder of accountant welke manier van afschrijven voor uw bedrijf het meeste belastingvoordeel oplevert.
Lineaire rekenmethode
De meest gebruikte methode is de lineaire methode. U schrijft dan per jaar een vast percentage af van het verschil tussen de aanschafkosten en de restwaarde.
De formule voor de lineaire rekenmethode is: afschrijfkosten per jaar = (aanschafkosten – restwaarde): vermoedelijke gebruiksduur.
Voorbeeld: afschrijving laptop berekenen
Aanschafkosten
Stel u koopt een laptop van € 1.000. Dat zijn de aanschafkosten.
Vermoedelijke gebruiksduur
De vermoedelijke gebruiksduur is net zo lang als het apparaat werkt; de technische levensduur. Maar als de economische levensduur korter is, mag u die nemen. Over 5 jaar is uw laptop verouderd in vergelijking met de laptops die dan te koop zijn. De vermoedelijke gebruiksduur van uw laptop is dus 5 jaar.
Restwaarde
Een laptop van 5 jaar oud is verouderd en daardoor economisch gezien niets meer waard. De restwaarde van uw laptop is € 0.
Maximale afschrijving
U mag per jaar maximaal 20% van de aanschafprijs afschrijven. Voor uw laptop is dat 20/100*€ 1.000 = € 200. Dat past mooi in 5 jaar.
Berekening afschrijving
( € 1.000 – € 0) : 5 = € 200 per jaar